Overslaan en naar de inhoud gaan

No cure no Pay? Dief van eigen portemonnee…


Maria kampt al jaren met overgewicht. Alle mogelijke diëten heeft zij al gevolgd maar zonder resultaat. Ten einde raad belandt ze bij de huisarts die haar doorverwijst naar een in maagverkleiningen gespecialiseerd chirurg. Maria ondergaat deze operatie. Maar dat is het begin van de ellende. Na de operatie wordt Maria zieker en zieker en balanceert zij op het randje van de dood. Pas na ruim anderhalf jaar blijkt dat er al die tijd sprake was van een naadlekkage, die tot allerlei nare ontstekingen en abcessen heeft geleid. Vele operaties volgen en Maria wordt nooit meer de oude.

In diezelfde periode komen er steeds meer berichten in de media over vergelijkbare schrijnende gevallen bij dezelfde chirurg. Letselschadebureau X verschijnt hierover regelmatig in het nieuws. Maria neemt contact op met dit bureau omdat ze een schadeclaim wil indienen bij de betreffende chirurg en sluit een “no cure no pay” overeenkomst af. Die overeenkomst houdt in dat er geen kosten in rekening worden gebracht als er geen resultaat wordt behaald. Alle te maken kosten zullen door het letselschadebureau voorgefinancierd worden.

De medewerker van Letselschadebureau X gaat tot aansprakelijkstelling van de chirurg en het ziekenhuis over, maar de erkenning daarvan wordt afgewezen door de verzekeraar van het ziekenhuis. De schaderegelaar dreigt in correspondentie met vervolgstappen om de aansprakelijkheid alsnog vast te stellen maar dat doet de verzekeraar niet van mening veranderen.

Uiteindelijk adviseert de schaderegelaar Maria akkoord te gaan met een schikkingsbedrag van niet meer dan € 5.000,00 omdat, zo wordt in een brief toegelicht, het niet eenvoudig zal zijn om met aanvullend medisch onderzoek of een gerechtelijke procedure gelijk te krijgen. Het zou in ieder geval veel tijd, moeite en veel geld gaan kosten. Maria gaat akkoord en ontvangt die € 5.000,00 van de verzekeraar van het ziekenhuis en tekent daarvoor een finale kwijting.

Wanneer de betreffende chirurg een aantal jaar later ook nog strafrechtelijk wordt vervolgd, vraagt Maria zich af of zij niet te makkelijk is afgescheept met die € 5.000,00. Zij neemt contact op met ons kantoor. Na bestudering van het dossier trek ik de conclusie dat het er inderdaad ernstig op lijkt dat het betreffende letselschadebureau zich er met een Jantje van Leiden vanaf heeft gemaakt.

De betreffende schaderegelaar wordt door mij aansprakelijk gesteld omdat hij naar mijn oordeel tekortgeschoten is in de belangenbehartiging van Maria. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het letselschadebureau wijst aansprakelijkheid af en daarom ga ik tot dagvaarding over.
Bij vonnis van 11 september 2019 oordeelt de rechtbank Noord Nederland dat de medewerker van het letselschadebureau inderdaad in zijn zorgplicht jegens Maria tekort is geschoten. Hij heeft zich onvoldoende ingespannen tot een reële schadevergoeding voor Maria te komen en heeft haar ook niet voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden om een hogere schadevergoeding te verkrijgen op het moment dat de verzekeraar van het ziekenhuis met een schikkingsvoorstel kwam. De rechtbank oordeelt dat het aan de medewerker was om, toen de verzekeraar van het ziekenhuis de hakken in het zand zette en aansprakelijkheid afwees, dan juist een tandje bij te zetten. Dit had hij kunnen doen door bijvoorbeeld het inwinnen van een nader medisch advies en/of het volgen van een juridische procedure. De kosten daarvan zouden vanwege de no cure no pay overeenkomst niet ten laste van Maria worden gebracht. Voor haar was er dus ook geen financiële belemmering om tot het uiterste te gaan. De rechtbank bepaalt dat Maria de kans is ontnomen op een beter resultaat in de schaderegeling en dat het letselschadebureau door de tekortkoming schadeplichtig is jegens haar.

Wat mij betreft is deze zaak en dit vonnis een treurig voorbeeld van hoe het helaas vaker gaat in letselschadedossiers, met name waarin een no cure no pay overeenkomst is afgesloten. Een dergelijke overeenkomst lijkt voor de rechtzoekende zo veilig: het kost je immers niets om een letselschadezaak aan te spannen, althans zo lijkt het.

Maar te vaak zie je dat dergelijke bureaus helemaal niet bereid zijn om, wanneer het wat de aansprakelijkheid betreft een discussie blijkt te worden, kosten te maken. Kosten die juist zouden kunnen bijdragen aan een beter resultaat. Bijvoorbeeld kosten van gespecialiseerd medisch advies of kosten om een gerechtelijke procedure te kunnen starten.

Het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland geeft aan wat je mag verwachten van een belangenbehartiger; dat deze zich in hoge mate inspant om tot een reële schadevergoeding voor zijn cliënten komen. En waar nodig een tandje bij zet.

De meerwaarde van een letselschadeadvocaat , is dat een advocaat dat tandje wel kan bijzetten. Blijft een verzekeraar de aansprakelijkheid afwijzen, dan heeft een letselschadeadvocaat immers extra ‘tools’ in handen. De advocaat kan naar de rechter stappen om een onafhankelijk deskundige te laten benoemen, of de advocaat kan de rechter verzoeken de aansprakelijkheid vast te stellen. ‘Tools’ die bij een letselschadebureau waar geen advocaten werken niet heeft. De mogelijkheid om daarvoor dan alsnog een letselschadeadvocaat in te schakelen wordt te vaak niet benut, laat staan voorgesteld, door dergelijke letselschadebureaus. En daarmee doet het bureau zijn cliënt echt tekort.

Kortom, no cure no pay? Dief van eigen portemonnee…