Hoe zit het met de aansprakelijkheid van een wegbeheerder?
Vaak is de gemeente of provincie de beheerder van een openbare weg. Als zich daar een eenzijdig verkeersongeval voordoet kan de wegbeheerder in sommige gevallen aansprakelijk worden gehouden voor de schade die daaruit voortvloeit. Er moet dan voldaan zijn aan de vereisten uit artikel 6:174 BW:
Voldoet een opstal niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en levert het daarvoor gevaar voor personen of zaken op, dan is de bezitter van de opstal aansprakelijk wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt.
Of de weginrichting voldoet aan die eisen blijkt sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval en in hoeverre de toedracht van het ongeval kan worden bewezen. Aan de hand van een recente uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant licht ik dit toe.
Onlangs heeft de rechtbank Oost-Brabant zich uitgelaten over de vraag of de gemeente aansprakelijk was voor een aanrijding met een paaltje op het fietspad. Dit paaltje stond midden op een onverlicht verhard fietspad van circa 2 meter breed dat door een bosrijk gebied loopt. Een fietser reed in het donker tegen het paaltje aan en kwam ten val. Als gevolg hiervan liep de fietser zowel een nekwervelfractuur als meerdere fracturen aan zijn oogkas op.
De eerste vraag die de rechtbank beantwoordt is of is komen vast te staan dat de fietser tegen het paaltje is aangereden. Ondanks dat er geen getuigen waren van het ongeval acht de rechtbank de toedracht bewezen omdat de fietser kort na het ongeval een verklaring heeft gegeven aan de arts in het ziekenhuis en deze verklaring heeft herhaald bij de melding van het ongeval bij de gemeente en tijdens de zitting.
Vervolgens beantwoordt de rechtbank de vraag of de weginrichting voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Op de wegbeheerder rust de plicht om ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Bij de beantwoording van de vraag of in een situatie maatregelen moeten worden genomen om de veiligheid te waarborgen moet niet alleen worden gelet op hoe waarschijnlijk het is dat niet goed wordt opgelet of voorzichtig wordt gehandeld, maar ook op de kans dat daardoor ongelukken ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en hoe bezwaarlijk de te nemen veiligheidsmaatregelen zijn. Deze vragen, die moeten worden beantwoord bij de beoordeling van de zorgplicht op grond van artikel 6:162 BW, vloeien voort uit het Kelderluik-arrest uit 1965. Tegenover deze zorgplicht van de wegbeheerder staat de verplichting van de weggebruiker om zo voorzichtig te zijn als men in zijn algemeenheid mag verwachten.
In dit geval merkt de rechtbank op dat algemeen bekend is dat obstakels, zoals paaltjes, die midden op het fietspad geplaatst worden potentieel gevaarlijk zijn en ongevallen kunnen veroorzaken met aanzienlijk letsel tot gevolg. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente in dit geval extra veiligheidsmaatregelen had moeten treffen. Zij denkt aan verlichting, of als dat niet mogelijk was een inleidende ribbelmarkering of een opvallender paaltje. De rechtbank verwijst in dat kader ook naar de richtlijnen van de CROW, een onafhankelijk instituut voor onder andere infrastructuur, verkeer en vervoer, waarin het belang van de ribbelmarkeringen wordt benadrukt. De gemeente dient grote waarde te hechten aan deze richtlijnen, aldus de rechtbank.
Rest de vraag of het ongeval zich ook zou hebben voorgedaan als de weginrichting niet gebrekkig was geweest (het causaal verband). Aangezien er niet is voldaan aan de richtlijnen van de CROW is er volgens de rechtbank een veiligheidsnorm is die specifiek strekt ter bescherming van dit gevaar past de rechtbank de zogeheten omkeringsregel toe. Het is in dat geval aan de gemeente om aannemelijk te maken dat het ongeval zich ook zou hebben voorgedaan als de weginrichting niet gebrekkig was geweest. Daarvoor heeft de gemeente onvoldoende onderbouwing aangedragen.
Ten slotte ziet de rechtbank in deze zaak ook geen ruimte voor toepassing van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer. De vordering van de fietser wordt toegewezen; de gemeente is aansprakelijk.
Conclusie
In deze zaak wordt de door de fietser gestelde toedracht mijns inziens vrij snel door de rechtbank aangenomen. Mogelijk vanwege het feit dat de gemeente zich onvoldoende gemotiveerd heeft verweerd tegen de gestelde toedracht. In de praktijk zie je dat er regelmatig over de toedracht wordt gediscussieerd. Als er geen getuigen van het voorval zijn is het als slachtoffer soms lastig om te voldoen aan de bewijslast.
Wel blijkt weer het belang van de CROW-richtlijnen. Het is derhalve raadzaam deze richtlijnen te raadplegen wanneer er een geschil is over de weginrichting. Er kan dan sprake zijn van een voldoende specifieke veiligheidsnorm die is geschonden waardoor het slachtoffer tegemoet wordt gekomen in de bewijslevering.
Kortom, elk geval is anders en moet aan de hand van de feiten worden beoordeeld. Heeft u te maken met schade waarvoor een wegbeheerder mogelijk aansprakelijk is, dan denkt Ace Letselschade Advocaten graag met u mee. Neem gerust contact met ons op.
Leonie Hendriks, 10 april 2020